Het detail en het verhaal
Zoekboeken tussen Anno en Wally
Het populaire genre van de kijk- en zoekboeken voor de jeugd kent twee uitersten. Tegenover het volgestouwde boek, dat de kijker overdondert met talrijke personages, priegeldetails en situatiehumor, staat het rustige, gecultiveerde boek, waarin meer ruimte gegeven wordt aan verhalende elementen. Van het eerste mogen de populaire Wally-boeken van Martin Handford als voorbeeld gelden, van het tweede de Anno-boeken van Anno Mitsumasa. Beide auteurs hebben zo'n sterke zoekboeken gemaakt dat het niet eenvoudig is om vernieuwing te brengen in het genre. Geregeld slagen auteurs daar toch in, met nieuwe concepten en illustratiestijlen. In dit artikel ga ik na hoe een aantal nieuwe kijk- en zoekboeken zich situeren in het genre.
Wereldreis
Reizen is een basisconcept in het zoekboekengenre, omdat het toelaat zowel vele situaties in een zoekplaat op te nemen, als een zekere narratieve progressie op te bouwen. Hoe beide aspecten worden uitgewerkt, verschilt erg en heeft opnieuw te maken met hoe de auteurs de elementen detail en verhaal tegen elkaar afwegen. Bij Handford raakt het verhaal, de reis bijna ondergesneeuwd onder de ontelbare details, bij Anno Mitsumasa krijgt het oog alle rust om een betekenisvol verhaal uit de reizen van Anno te puren. Een boeiende tussenpositie bekleedt De gele ballon van Charlotte Dematons (Lemniscaat, 2003). Terwijl de verschillende pagina's verbonden worden door een aantal terugkerende voorwerpen, weet de illustrator zowel ruimte als details in haar geschilderde platen te stoppen. Elke scène kreeg een grote zelfstandigheid en zegkracht, ondanks de beperkte plaats. Het boek was een ware verademing en vernieuwing in een genre dat te vaak geplaagd wordt door overvolle zoekplaten.
Dat laatste geldt jammer genoeg ook voor Eskimo gaat op reis van Pieter De Poortere. Niet dat er zo gek veel situaties en details in dit zoekboek voorkomen, het zijn vooral de tekenstijl en de kleuren die de leesbaarheid bemoeilijken. Beide zijn typisch voor de strips van De Poortere, maar werken niet in het grote formaat van dit zoekboek. De prenten krijgen er een goedkoop, druk en opmerkelijk vlak uitzicht door. Hoewel misschien veel verwacht kon worden van de bekwame striptekenaar van Boerke, zien we hier weer een auteur die, in tegenstelling tot zijn werk voor volwassenen, weinig originaliteit aan de dag legt in een jeugdboek. De Poortere laat een eskimo - hetzelfde figuurtje als in zijn recente en zeer geslaagde burleske strip Joe De Eskimo - een reis ondernemen van de noord- naar de zuidpool. Tussen die twee staties bezoekt hij een stad, een berglandschap, een paleis in de woestijn, het Afrikaanse oerwoud en een schip op de oceaan. Wat opvalt in die verschillende locaties, is de grote mate van stereotypering. Waar dat in de strips van De Poortere gerelativeerd wordt door de bijtende humor, is de humor in dit zoekboek veel vriendelijker, en minder origineel, wat de stereotypen te veel overeind laat. Er komen zeker nog allerlei leuke en voor kinderen intrigerende situaties voor, en de tekenaar bouwt een beperkt verhaal op met personages die elkaar om verschillende redenen doorheen de platen achtervolgen. In het spoor van de eskimo volgen ook talrijke pinguïns, die dan in allerlei situaties opduiken. Dat is wel grappig, maar wordt te veel herhaald en verder niet uitgewerkt, opnieuw een bewijs hoe weinig De Poortere gestreefd heeft naar originaliteit.
Zoekhuizen en zoekwinkels
Naast een wereldreis is een opengewerkt groot gebouw een basisconcept voor een kijk- en zoekboek. Het werd bv. veelvuldig toegepast in de uitstekende, recente seizoenenreeks van Rotraut Susanne Berner (Wat een winter, Leve de lente, Zonnige zomer en Het is herfst). Het team Dirk Nielandt en Marjolein Pottie heeft met Zoekhuis 101 (2003) en Zoekwinkel (2006) twee originele bijdragen geleverd aan het genre. Van het laatste prees ik onlangs (De Leeswelp 2007, p. 5) het leuke zoekconcept van de winkellijstjes en de ingenieuze wijze waarop Pottie de vele situaties en details met architecturale elementen in goed leesbare zoekplaten wist te integreren. Zoekhuis 101 kreeg indertijd weinig aandacht in de pers en wordt nu gelukkig opnieuw uitgegeven door Manteau. Dit boek valt op door zijn geslaagde narratieve elementen en de manier waarop diverse situaties en voorwerpen in een strak concept worden verwerkt. In elf ruimtes van een woning vind je telkens 101 voorwerpen die er thuis horen, en een aantal niet (dat aantal loopt doorheen de ruimtes op van 1 tot 11). De ruimtes zitten daardoor bomvol voorwerpen, maar de klare lijn van Pottie, het kleurgebruik en een zekere lineariteit in de compositie maken de prenten heel lees- en zoekbaar. De zoekplaten worden verder aan elkaar verbonden door interagerende personages. Nielandt en Pottie, die voorheen ook de leuke zoekboeken Wie (1998) en Wie nog (2000) maakten, is een duo dat er steeds weer in slaagt originele concepten en zoekopdrachten in het genre te introduceren.
Dierentuin
Een andere favoriete locatie in zoekboeken is een dierentuin, om voor de hand liggende redenen. Milja Praagman wijdt er met In de dierentuin een heel kijk- en zoekboek aan dat gericht is op peuters en jonge kleuters. Het jongetje Hopi (hij draagt inderdaad een verentooi... en godbetert een debardeurke en groene laarzen) wil een blauwe vlinder vangen en doorkruist daarvoor een dierentuin totdat een gorilla hem toont dat je vlinders beter vrij laat vliegen. In de zeven platen moet je op zoek gaan naar het jongetje en een aantal dieren die op de achterflap werden verzameld. Moeilijk is dat niet, omdat de dieren groot of duidelijk in beeld worden gebracht in zoekplaten die aan de hand van kooien, flora en veel lege ruimte goed leesbaar werden gemaakt. Praagman zorgt, zonder ons echter te verrassen, voor de nodige variatie: een kooiengroep met vogels, een close-up van vrijlopende olifanten, een groot aquarium, een palmentuin vol vlinders etc. Hoewel de meeste dieren en situaties herkenbaar en realistisch worden afgebeeld, geldt dat voor een aantal andere niet (het nachtelijke oerwoud bv. is met zijn grote bomen weinig realistisch voor een dierentuin, de afgebeelde nachtdieren zijn ook niet altijd even goed herkenbaar). De dierentuinscènes ogen eenvoudig maar aantrekkelijk, op Hopi na, die er te simpel, en door zijn outfit belachelijk uitziet. Toch heb je het gevoel dat dit zoekboek niet goed doordacht is. Enerzijds zien sommige scènes er wel mooi uit maar kan je er weinig mee aanvangen, bv. omdat een doorsnee lezer de afgebeelde diersoorten niet kent. Anderzijds hoeft een zoekboek voor de allerkleinsten heus niet zo eenvoudig en leeg te zijn. Rotraut Susanne Berner heeft met haar hierboven al genoemde seizoensboeken aangetoond dat je rijk gevulde zoekboeken kunt maken die kinderen van twee tot acht jaar kunnen aanspreken. Dankzij haar tekenstijl kan ze kleine figuren en situaties duidelijk en onmiddellijk leesbaar uitbeelden en anderzijds biedt ze een afwisseling tussen scènes die al begrijpbaarder zijn voor de jongsten en meer verhalende elementen waar je al wat ouder moet voor zijn.
Foto's
Net zoals Nielandt en Pottie gaat ook Walter Wick (VS) creatief om met het locatiegegeven in zijn kijk- en zoekboeken, waarvan er nu eindelijk twee naar het Nederlands werden vertaald: Ik zie, ik zie... een boek vol schatten en Ik zie, ik zie een boek vol geheimen. Hij maakt die locaties namelijk zelf. Hij zet tafels vol met speelgoed en curiosa, verzamelt maskers, knikkers of bloemen bij elkaar, en fabriceert modellen en maquettes van dorpen, huizen, grotten, landschappen etc. In dat alles verstopt hij allerlei voorwerpen. Die 3D-scènes fotografeert hij in een bijzonder licht, met optische effecten. Onderaan de zoekplaten komen raadseltjes op rijm, geschreven door Jean Marzollo, over de te zoeken voorwerpen. Wick doet dit nu al zo'n vijftien jaar, met groot succes. In zijn 'I spy' reeks verschenen tussen 1992 en 1999 acht boeken, waarin hij zijn modelbouw- en optische kunsten perfectioneerde (op
www.walterwick.com vind je 'behind the scenes' reportages die de constructie van bepaalde platen tonen en verklaren). Daarna begon hij aan de reeks 'Can you see what I see?', die voortborduurde op het succes, maar niets wezenlijk nieuws bracht. In ons taalgebied verschenen tussen 2001 en 2004 vijf cd-roms die gebaseerd waren op de boeken van Wick en Marzollo (o.a. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet: Schattenjacht ? naar Een boek vol schatten dus). Deze cd-roms kenden geen wijde verspreiding en daarom verheugt het des te meer dat Ploegsma twee zoekboeken uit de 'I spy' reeks heeft uitgebracht. In ons taalgebied worden foto's weinig gebruikt in de jeugdliteratuur (Pieter Gaudesaboos is een uitzondering), maar de Engels- en Franstalige wereld kennen al een lange traditie.
De twee boeken stammen uit het begin en einde van de jaren waarin Wick zijn 'I spy'-reeks maakte, en dat zie je er aan. Terwijl het boek over geheimen (oorspronkelijk uit 1993) knappe, maar losstaande zoekplaten bevat, is het boek over schatten (oorspronkelijk uit 1999) een coherent geheel waarin naar een bepaald doel (een zeeroverschat) wordt toegewerkt. Het eerste boek bevat opstapelingen van voorwerpen, in wisselende en vaak verrassende constellaties, die charmeren omdat ze ons doen doen denken aan slordige kinderkamers of uitpuilende curiosawinkeltjes. Het is niet altijd eenvoudig, maar wel boeiend om in zo'n warboel de voorwerpen uit de raadsels terug te vinden. Voor het schattenboek heeft Wick een miniatuurdorp gemaakt. Vanuit verschillende perspectieven toont hij ons dat dorpje en zoomt hij geleidelijk aan in op de plaats waar de schat begraven ligt. In vergelijking met het eerste boek slaagt Wick er in rust te brengen in zijn gefabriceerde locaties, zonder daarom het detail op te geven. De vele objecten worden hier goed verborgen in het model of gecamoufleerd door kleur en speciaal licht. Ook in dit boek moet je goed uit je ogen kijken om alles terug te vinden. Wie nood heeft aan meer zoekopdrachten vindt achteraan de boeken nog extra raadsels. Je vindt er ook enkele tips om zelf zoekraadsels te maken, want deze boeken kun je evengoed gebruiken om zelf het klassieke spelletje 'ik zie, ik zie' te spelen. Wick en Marzollo bieden ons met dit alles het beste wat het een zoekboek kan inhouden: een zoektocht die nooit eindigt.
Het verhaal
Elk zoekboek kent een verhaal, hoe minimaal ook, opdat er enige coherentie zou bestaan tussen de verschillende zoekplaten. Zoals al aangehaald, geeft een (wereld)reis een zekere coherentie en narratieve progressie. Een schattenjacht, natuurlijk ook een vorm van reizen, verhevigt die coherentie nog. Sommige zoekboeken gaan echter verder. Meest opvallend in recente jaren waren de woordloze prentenboeken van Thé Tjong-King, Waar is de taart? en Picknick met taart (Lannoo, resp. 2004 en 2005). Binnen de overkoepelende taartverhalen was het kluwen van personages betrokken in talrijke subverhalen, waarvoor de lezer zich actief - steeds terugbladerend - moest instellen. De (voor)lezer moet zelf zoekopdrachten bedenken, zelf op zoek gaan naar het verhaal en naar de band tussen de verschillende situaties. Zoeken naar wat zoekbaar is, dus.
Het zoeken naar zoeken kenmerkt ook het merkwaardige Het wonderland en het wonderleven van wie-wat-waar van de jonge Magali Le Huche (het Franse origineel draagt een nog vreemdere titel: Au pays merveilleux de l'intrépide NON-NON). In dit prentenboek op heel groot formaat krijg je geen zoekopdrachten aangereikt, wel een verhaal over het vogelbekdier Wie-wat-waar en zijn vrienden in de Plek-aan-de-Plas. Uitgewerkt is dat verhaal niet, het is eerder een voorstelling van die vijf wonderlijke diertjes en hun bizarre activiteiten. In de achtergrond zijn allerlei andere beestjes druk doende: wormen construeren een holte, sardienen sorteren afval, pissebedden blijken ideale vrachtdieren. Het is de bedoeling dat je geïntrigeerd geraakt door deze wonderlijke beestjes, en dan op zoek gaat naar wat het allemaal betekent. Concreet wordt die betekenis niet, en er is geen geheim. Wat de lezer uiteindelijk ontdekt, is de fantasie en creativiteit van deze wezentjes - en van de auteur - en het feit dat ze allemaal heel sterk bezig zijn met recyclage! Het zoeken ligt ook hier in de handen van de creatieve (voor)lezer. Le Huche heeft alvast gezorgd voor goed gevulde, curieuze en grappige prenten. Haar fantasie heeft iets vrijblijvends, en de eindplaten (een seizoensoverzicht en een groot feest) zijn weinig origineel, maar dat deert nauwelijks. [Chris Bulcaen]
Verberg tekst